Voor de bechamelsaus
Snij het onderste uiteinde van ieder struikje witloof af, verwijder verwelkte bladeren.
Kook het witloof gedurende 20min in kokend water. Laat de gaargekookte witloofstronkjes goed uitlekken.
Verwarm de oven op 220°C.
Rol ieder witloofstronkje in een plak ham. Schik ze naast elkaar in een ovenschotel.
Maak de bechamelsaus als volgt : maak een papje van 2 el bloem + 2 el vloeibare koude boter (= beurre manié). Als het papje wat te droog en te klonterig is, doe er wat vloeibare boter bij. Breng de melk met het groentenkruidenblokje en peper net niet aan de kook. Meng de beurre manié(=papje van 2 el bloem + 2 el vloeibare koude boter) met de melk en laat op een zacht vuurtje de saus indikken (ong. 5 min).
Overgiet de witloofstronkjes met de bechamelsaus. Verdeel de kaas over de ovenschotel. Bestrooi de kaas met 3 el paneermeel en enkele klontjes boter voor een goudbruin korstje. Zet de schotel 20 min in de oven.
Serveer met aardappelen.